Icoon telefoon Bel ons
Samen Thuis

Infectiepreventie


Maatregelen voor alle (luchtweg)infecties

In afstemming met de Centrale Cliëntenraad (CCR) en Centrale Verwantenraad (CVR) van Zozijn en in lijn met de landelijke regels gelden voortaan de volgende maatregelen voor alle (luchtweg)infecties.

Bij Zozijn houden we ons aan de algemene adviezen bij (luchtweg)infecties

Medewerkers realiseren zich dat zij met (luchtweg)klachten (kwetsbare) anderen mogelijk kunnen besmetten. Zij houden zich aan de volgende adviezen.

  1. Blijf zoveel mogelijk thuis als je je ziek voelt en overleg met je manager over de invulling van je werkzaamheden.
  2. Vermijd contact met mensen die ernstig ziek kunnen worden van een luchtweginfectie. Draag een mondneusmasker als contact niet te voorkomen is.
  3. Houd je aan de algemene hygiëneadviezen voor handen wassen, hoesten/niezen.
  4. Zorg voor voldoende ventilatie.

    Kwetsbare mensen kunnen de keuze maken een mondmasker te dragen en/of drukke plekken te vermijden.
  5. Zorgmedewerkers houden zich aan de algemene infectiepreventie-maatregelen
    Ongeacht hun werksituatie houden zorgmedewerkers zich altijd aan de algemene infectiepreventie-maatregelen:
    1. toepassen van protocol handhygiëne
    2. hoesten en niezen in de elleboog
    3. papieren zakdoekjes gebruiken.

      Zorgmedewerkers met klachten van een luchtweginfectie (hoesten en proesten) houden zich bovendien aan de specifieke maatregel:
    4. Draag tijdens je werk steeds een chirurgisch mondneusmasker, ten minste type II om besmetting van patiënten en collega’s te voorkomen.
  6. Test- en isolatiebeleid bij cliënten vervalt, tenzij een arts anders adviseert
    1. Het testen bij (milde) klachten vervalt.
    2. Cliënten hoeven ook niet meer in isolatie.
    3. In specifieke situaties, zoals bij ziekte of bij risico op een ernstig beloop, wordt op advies van een arts (die professionele richtlijnen toepast) een (PCR)test afgenomen.
    4. Als er 2 of meer cliënten met ernstige (luchtweg)klachten zijn op een locatie, wordt overlegd met de praktijkverpleegkundigen over te nemen stappen.
  7. PBM gebruik bij COVID-positieve client
    Mocht op het advies van een arts een coronatest zijn gedaan en de cliënt blijkt positief, dan gebruiken medewerkers de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM):
    1. mondmasker type IIR
    2. handschoenen (denk aan handdesinfectie voor en na het uittrekken)
    3. halterschort, alleen bij lichamelijke verzorging of bij contact met bloed, urine, ontlasting, spuug of andere lichaamsvloeistoffen.

      Als een client (ernstig) ziek is, maar negatief is voor corona of gediagnosticeerd met een andere infectie, overleg dan met de praktijkverpleegkundigen over de inzet van PBM.
  8. Landelijke regel bij een uitbraak van een infectie
    Een ongewoon aantal zieken op de afdeling moet gemeld worden bij de praktijkverpleegkundigen, volgens het bestaande infectiebeheersplan.
    Zorgorganisaties moeten, zoals nu ook al het geval is, volgens artikel 26 van de Wet publieke gezondheid clusters/uitbraken van (ernstige) (luchtweg)infecties aan de GGD melden. Zorgorganisatie krijgen, indien nodig, ondersteuning en advies bij de uitbraakbeheersing. Testen en isolatie zou tot de GGD-adviezen kunnen behoren. Ook aan zorgmedewerkers kan gevraagd worden zich te testen.
  9. Informeren
    In situaties van een besmettelijke ziekte in een woning is het de bedoeling dat alle verwanten daarover geïnformeerd worden, zodat zij zelf een afweging kunnen maken bij hun bezoekplannen.

Toelichting

Na het besluit om te stoppen met de specifieke coronamaatregelen is er een vertaling gemaakt naar de langdurige zorg:

  • de beroepsvereniging van de artsen VG (NVAVG) volgt grotendeels de landelijke richtlijnen,
  • voor specifieke doelgroepen, zoals de bewoners van instellingsterreinen, zijn specifieke maatregelen geadviseerd.

In het Zozijn-beleid borgen wij deze specifieke maatregelen door de rol van de praktijkverpleegkundige en de arts te beschrijven (zie punt 3). Zij dragen zorg voor de toepassing van de juiste specifieke maatregelen. De specifieke maatregelen kunnen, ook op het terrein, per doelgroep en woonsituatie verschillen.